“Neen, er werd niet over gesproken. Maar na de dood van mijn twee zusjes is moeder thuis nooit meer ergens naartoe gegaan.” Op paaszaterdag 8 april en paasmaandag 10 april 1944 bombarderen de Amerikanen het rangeerstation van Hasselt. Ze willen de aanvoerlijnen van de Duitsers uitschakelen. “Het resultaat was pover. Maar in Hasselt en Kuringen vallen wel 76 doden.” Dit weekend wordt dat ‘Paasbombardement’ van 75 jaar geleden herdacht met een tentoonstelling in het Prinsenhof van Kuringen.

Massabegrafenis
Nu zou dat Paasbombardement op Hasselt en Kuringen het wereldnieuws beheersen. Toen was het alledaags. Het was oorlog. Wereldoorlog. Wat wilt u? Maar daarom ging het verdriet niet weg. Zoals zo vaak in die jaren werd dat verdriet in stilte gedragen. En ook al is Ernest Jooken elf jaar na die feiten geboren en heeft hij zijn zusjes Marie-Josée en Paula nooit gekend, ook hem grijpt het nog altijd aan. Zijn ogen worden diep-vochtig als hij getuigt over wat zijn ouders en zusjes overkwam op die 8ste april 1944, die ene verdomde paaszaterdag. Neen, verdriet gaat niet altijd weg.

Zwijgen

Ernest Jooken: “Mijn zus en ik zijn allebei na de oorlog geboren. Wat we weten, hebben we van elders gehoord. Dat mijn vader mijn twee zusjes levenloos van onder het puin heeft gehaald. Dat moeder zelfs niet naar de begrafenis is kunnen gaan. Want de dag ervoor beviel ze van een broertje. Dat is maar vijf jaar kunnen worden. Ik ben naar hem vernoemd. Mijn zusjes liggen niet in het massagraf van het bombardement op het kerkhof van Kuringen. Ze hebben hun eigen graf. Moeder wilde dat niet. Nooit is ze nadien nog ergens naartoe gegaan.”

Ernest Jooken en Jean ClaesKuringenaar Jean Claes (83) heeft die 8ste september 1944 wel meegemaakt. Hij was negen jaar en woonde in de Kuringse Overdemerstraat, ver genoeg van het doelwit, het spoor. “Maar alles schudde ineens. Ook bij ons. En Pa riep: De kelder in. De ruiten daverden, maar daar zaten we veilig. Bij het derde bombardement in die vroege namiddag zijn de buren mee komen schuilen. De Amerikanen hadden gewacht tot het stof was gaan liggen. Zo konden ze weer bombarderen.”

Jean knikt bij de getuigenis van Ernest Jooken: “Er werd zeker veel gezwegen. Als de moeder van Ernest dan toch ergens in het dorp kwam, zweeg iedereen daarover. Dan ging het ineens over het weer of zo. Iedereen wist hoe diep het zat.”

Pijpenkrullen

Wat was er dan gebeurd met Marie-Josée Jooken, dan zeven jaar, en haar kleine zusje Paula, nog geen drie jaar? Hun broer Ernest: “Mijn ouders woonden in de Dormaalstraat, de vroegere Billikstraat in Kuringen, achter het spoor. Mijn zusjes hadden allebei van die pijpenkrullen in hun haar. Zoals toen wel meer kleine meisjes hadden. Die moesten gekamd worden. Omdat het pijn deed, zijn ze uit het huis gelopen. Zoals kinderen kunnen zijn. Richting de buren van Guisson, 50 meter verder. Net op dat moment verschenen de eerste bommenwerpers in de lucht. De buren hebben Paula en Marie-Josée binnengeroepen om te schuilen. Een bom is daarop op dat huis gevallen. Aan het grootouderlijke huis, waar mijn ouders woonden, scheelde er niets. Vijftig meter was het verschil tussen leven en dood.”

Schimpen

Ook de Kuringse buurt Schimpen, richting Stevoort, krijgt de volle laag. Lucienne Swijsen (nu 84, dan 9 jaar) woont dan in het ouderlijk huis op de hoek van de Stevoortse Kiezel met de Kleine Negenbundersstraat. Ze herinnert zich nog goed die vroege namiddag op die ene paaszaterdag. “Ma was bezig met het bakken van een taart. Voor Pasen. Het deeg stond te rijzen. Pa zie ik nog vliegtuigen tellen. Want die vlogen vrij laag. Ineens begon daar van alles uit te vallen. Vliegtuigen hadden we al genoeg gezien. Bommen niet. En er was zelfs geen alarm afgegaan. Pa riep: Tégen de grond! Daar zaten we, met mijn broers en zus, tussen achterkeuken en voordeur. Vrij kort erna was dat eerste bombardement, en het tweede vlak erna, voorbij. Kuringen zelf was getroffen. Hasselt ook. Maar in Schimpen was het nog niet zo erg.”

Erg zou het nog worden. “Bij het derde bombardement gingen de sirenes wel. Pa riep nu: De silo in! Dat was een grote bak voor veevoeder die leegstond. De silo lag in een kleine wei achter de boerderij, vlak naast de straat, een meter of zo onder de grond. Vandaar. Vader was oudstrijder van de Eerste Wereldoorlog. Hij wist dat het onder de grond iets veiliger was. En nu vielen de bommen wel vlakbij. Het was zo’n zonnige dag geweest en ineens was alles donker. Eén bom viel midden op straat. Op nog geen drie meter van ons. Schrik, schrik… En niemand zei iets. In de wei aan de overkant van de straat hebben we later 14 bomkraters geteld. Dat bombardement moet zo’n tien minuten geduurd hebben. Alle pannen waren thuis van het dak, alle ruiten waren stuk en ma haar baksel zat vol glas. Maar wij hadden niets. We zaten alleen maar onder het stof.”

Zeven doden, één woning

Dat geluk hadden de buren niet in het eerstvolgende huis, wat dieper en aan de overkant in de Kleine Negenbundersstraat. Daar woonde weduwe Martha Peeters met haar moeder, zoon en kleinzoon. Twee broers, een met zijn echtgenote, wonen ook in. “Maar de weduwe was werken. Ze knipte kaartjes op de tram.”

In huis-Peeters schuilden op dat moment ook drie kinderen van de familie Reekmans. “Hun moeder was met de andere kinderen onderweg naar de schoenmaker richting Stevoort. Ze had schoenen laten herstellen. Voor Pasen natuurlijk. Maar Laurent, Bertha en Hilde waren wel thuisgebleven. Met het bombardement zijn ze gaan schuilen bij de overburen. Bij Peeters. Daar hebben ze, net zoals wij eerst, ook in de gang gezeten. Gehurkt. Want er was geen kelder. En dan is er een bom gevallen, midden op dat huis. Zeven mensen zijn daar omgekomen. Zeven. Naar het schijnt was er aan hun lichamen niets te zien. De luchtdruk had hen gedood. Pa is als eerste met buurman Miel Boonen gaan kijken naar dat huis. Eén mens hebben ze levend onder het puin kunnen halen. Dat was Vic Peeters, de broer van Martha. Wit van de kalk zag hij. Het enige wat hij zei was: Ze zijn allemaal dood. Allemaal.”

Geallieerden

Lucienne Swijsen komt er met de schrik vanaf. De herinnering zal haar blijvend beroeren. Ze ziet zo nog de vele ramptoeristen op paaszondag 1944, de dag nadien. “Maar dat woord bestond toen nog niet.” Tijdens het bombardement op paasmaandag 10 april zou de hele buurt in de silo van vader Swijsen schuilen. Nog maanden zal ze slecht slapen als ze vliegtuigen hoort.

Vele Hasseltse, Runkstse en Kuringse families hebben zo’n verhalen. “In het totaal vallen er tijdens die paasraids op het rangeerstation van Hasselt in dat paasweekend 76 doden”, heeft Hasselaar Frank Vanstreels becijferd. “Op paaszaterdag alleen al 61, onder wie ook 29 spoormannen. Kuringen heeft die dag 23 mensen verloren. Die bombardementen, uitgevoerd door 75 bommenwerpers van de Amerikaanse luchtmacht, moesten de aanvoerlijnen van de Duitsers uitschakelen. Zo kon nazi-Duitsland geen tanks en ander materieel transporteren naar het front. De landing in Normandië was in volle voorbereiding. Zevenhonderd bommen zijn er gevallen, waaronder verschillende van meer dan 1.000 kilo. Toch was de raid op de spoorinfrastructuur van Hasselt niet echt goed uitgevoerd. Vandaar de vele burgerslachtoffers, vandaar ook dat ze op paasmaandag een tweede keer zijn gekomen.”

Vanstreels publiceerde een boek over het Paasbombardement op Hasselt en Kuringen. Voor de oudere Hasselaars en Kuringenaren nog altijd een begrip. Maar ook een begrip waarover nauwelijks gesproken werd. Diezelfde geallieerden zouden België, inclusief Hasselt en Kuringen, in september van datzelfde jaar bevrijden.

Opmerking over ons privacy beleid
Opmerking over ons privacy beleid

Deze website gebruikt cookies. Als u verdergaat op deze site verklaart u zich hiermee akkoord. Klik om verder te gaan op Aanvaarden