De landbouwgezinnen moeten na het vertrek van de gezonde werkkrachten, die verplicht naar de werkkampen in Duitsland werden gestuurd, het landbouwbedrijf verderzetten. Daarna zit er in bijna elk huisgezin wel één soldaat (vader of zoon) aan het front. Toch moeten de boeren de nodige levensmiddelen produceren. Niet enkel voor henzelf, maar ook voor het Duitse leger. Alles wordt gereglementeerd, zelfs wat je wanneer moet doen. Als je tegenwerkt, wacht een geldboete, gevangenisstraf of de dood met de kogel.

Hendrik LenaertsDit soort reglementen blijven bestaan tot 1918. In Kuringen zijn geen terechtstellingen gebeurd. De burgemeester krijgt wel meermaals nieuwe instructies van de Kriegschef in Hasselt. Door de slechte oogsten tijdens de oorlogsjaren is de vraag naar graan, haver, aardappelen en andere levensmiddelen groot. Onze landbouwers moeten hun oogst aangeven en nadien het grootste deel van de opbrengst inleveren. Een klein deel mag men houden voor eigen gebruik. De prijzen van levensmiddelen worden door de bezettingsoverheid bepaald.

Gegevens over graan, haver, aardappelen, melk, boter, tabak en de veestapel moesten doorgegeven worden aan de bezetters. Bijvoorbeeld in Schimpen: Alfons Vanempten bewerkt 33a. aardappelland. Per gezinslid mag hij 60 kg houden, plantgoed voor het volgende jaar uitgeraapt en 3 390 kg moet worden ingeleverd. Met 16 g aardappelen per persoon moesten zij iedere dag van het jaar tevreden zijn. Er zou per hectare een geschatte opbrengst van 13 000 kg zijn volgens de commissie.

Documentatiecentrum ‘de graef’ Kuringen, documenten van het gemeentearchief Kuringen 14/18, Rijksarchief Hasselt, foto digitaal archief A. Convents (herkomst onbekend).

Opmerking over ons privacy beleid
Opmerking over ons privacy beleid

Deze website gebruikt cookies. Als u verdergaat op deze site verklaart u zich hiermee akkoord. Klik om verder te gaan op Aanvaarden