Kuringen wordt in 1078 vermeld als Curenge, alias Curinges (Curenges).
De naam is vermoedelijk afgeleid van de Germaanse mansnaam Kuri en betekent bij de lieden (de familie) van Kuri.
In de Acta Sanctorum, waarin de levens van alle heiligen kritisch en naar de beste bronnen beschreven zijn, wordt Curenges beschreven als de plaats van een der hoeven van de Pepiniden, een van de uitgestrekte meierijen door de familie der Pepijns in ons land opgericht. Pepijn de Oude (Pepijn van Landen) was gehuwd met Itta. Zij hadden drie kinderen: een zoon Grimoald en de dochters Geertruydt (Gertrudis) en Begga. Gertrudis (ca. °626 - †659), de patrones van Kuringen, bracht waarschijnlijk een deel van haar jeugd door op het goed van haar vader te Kuringen.

Pepijn Van Landen

Oorspronkelijk was Kuringen een typische landbouwgemeenschap. Pas bij het begin van de 19de eeuw is er wat industrie ontstaan. De eerste betrouwbare informatie over de landbouw in Kuringen vinden we terug in een oorkonde van gravin Ermengardis:

"Het Vroonhof besloeg in 1078 slechts een halve hoeve of zes bunders, maar van dit Vroonhof hingen wel reeds 11 hoeven en 3 bunder af - alles samen 69 bunder -, die jaarlijks 2 schapen van 2 denieren (half mei), 2 varkens van 2 solidi of schellingen (half augustus), 2 varkens van 3 schellingen (op St. Andries), 3 kippen en 13 eieren moesten leveren."

Op het feest van Sint-Jan moesten de 11 hoeven 15 denieren en op Sint-Remeysdag 18 denieren betalen als cijns.

Daarnaast waren er nog vijf en een halve hoeve van 12 bunders, die elk vijf schellingen cijns verschuldigd waren en vijf kleinere hoeven of 'curtilia' die samen 10 kippen, 10 maten bier en 10 broden moesten opbrengen. Tenslotte waren er nog 11 en een halve hoeve die door Ermengardis vrij, zonder verplichtingen werden afgestaan als 'servientes', waarschijnlijk huispersoneel.
Samengevat geeft dit zo'n 34 hoeven die onder het allodium van gravin Ermengardis vielen.
Kuringen moet dus reeds in de 11de eeuw een behoorlijk dorp geweest zijn. We lezen trouwens in de oorkonde van 1078 dat de horige families van Ermengardis 234 leden telden. Buiten het neerhof, dat zeer waarschijnlijk op dezelfde plaats lag als het voorhof van de latere burcht, is het niet mogelijk om de ligging van de andere hoeven te bepalen. We mogen wel aannemen dat zij het latere 'centrum' of 'Dorp' vormden, met een aantal uitlopers in 'Overdemer' en 'Schimpen'.

Bij het einde van de 13de eeuw ontstonden de cijns- en laathoven. Zij kwamen voort uit het feit dat de onderhorigen van bepaalde gronden geleidelijk het feitelijke eigendomsrecht verwierven. Terwijl deze gronden vroeger onder de jurisdictie van de schepenbank vielen, inden nu de cijnshoven de pacht op de gronden en stelden ze alle akten op in verband met de renten en de goederen ressorterend onder het cijnshof. De bezitter van een cijnshof stelde een meier en zeven laten aan, meestal uit die personen die belangrijke renten verschuldigd waren of die gehypothekeerde goederen bezaten.
De laathoven stonden in voor de verkoop, de verpanding of vererving van de gronden en waren ook bevoegd om de betwistingen in verband met die gronden te beoordelen. Alleen de inbeslagname van gronden kwam toe aan de schepenbank. De cijnsgoederen waren, net zoals de leengoederen, onderworpen aan de 'verheffing' bij de dood van de bezitter van de grond.

Tijdens de middeleeuwen steunde de landbouw voornamelijk op het drieslagstelsel. Hierbij diende het mestpotentieel van de plaatselijke bodem, de vette, op peil te blijven. Alle mest, die geheel of gedeeltelijk in de vrucht was opgegaan, moest via de veestal weer aan de bodem worden toegevoegd (er was nog geen sprake van kunstmest). Het tweede element van het drieslagstelsel was de stelling dat de bodem na de oogst behoefte had aan rust en derhalve onbebouwd moest blijven. De grond werd daarom verdeeld in drie delen, elk deel droeg beurtelings een wintergraan, een zomergraan, ofwel lag het braak.

Vanaf het midden van de 16de eeuw werden nieuwe landbouwmethoden toegepast, die een ware Agrarische Revolutie betekenden en waarbij de grondslagen van de oude landbouw werden doorbroken. Maar deze agrarische evolutie van de landbouw kende tijdens de 18de en 19de eeuw wel een moeilijke periode. Vanaf het midden van de 18de eeuw ging men nochtans de landbouw intensiever beoefenen en besteedde men veel aandacht aan de teelt van hoogwaardige producten. Daarbij ging de technische ontwikkeling sterk vooruit, de ploeg onderging een belangrijke verbetering en men kon de opbrengsten verhogen. Ook de sociale emancipatie van de landbouwer speelde een grote rol. De boer die eerder gebukt ging onder een aantal collectieve rechten en verplichtingen, kon nu in een vrijer klimaat werken.
De liberale inslag van het revolutionaire bewind tijdens de Franse Omwenteling droeg er in belangrijke mate toe bij dat de landbouwers zelfstandiger gingen optreden. Eerder waren de boeren verplicht jaarlijks een gedeelte van hun oogst zonder meer af te staan ten behoeve van de gemeenschap. De meest gebruikelijke vorm hiervoor was het tiend. Ongeveer 10% van de opbrengst van de bodem moest worden afgedragen, meestal voor het onderhoud van de geestelijkheid (o.m. de Abdij van Herkenrode). Door de tiendheffer werd de elfde schoof van het land gehaald, zodat het tiend in dit geval eigenlijk ca. 9% omvatte. Men was daarbij verplicht het geoogste graan op de akkers te laten totdat de tiendheffer zijn deel had weggehaald.

Omstreeks 1800 werd in Haspengouw gebruik gemaakt van de trekkracht van het paard. De zwaarste karren konden hier door ossen niet worden getrokken, in tegenstelling tot de Kempen waar de karren lichter waren, zodat de os daar nog wel in aanmerking kwam als trekdier. Toch werden ook daar de ossen geleidelijk aan verdrongen door paarden.
Voor een bedrijf tot ca. 6 ha rekende men een gemiddelde veebezetting van 1 paard en 2 à 3 koeien.
Vooral door de oorlogsomstandigheden onstonden er moeilijkheden, vooral in verband met voedselschaarste. Maar ook slechte oogsten deden zich veelvuldig voor, met scherpe prijsstijgingen als gevolg. De boeren hadden hierbij geen voordeel, zij hadden vooraf reeds zoveel aan de landheren moeten afstaan zodat zij, vooral in jaren met een slechte oogst, nauwelijks in staat waren hun eigen gezin te onderhouden.
Zolang de prijzen van de landbouwproducten laag waren, kon er van verbetering van de boerenstand geen sprake zijn; alleen een prijsontwikkeling op zeer lange termijn schonk aan de boeren de mogelijkheid hun bedrijf wat uit te breiden.
Het klinkt eigenaardig, maar men is er van overtuigd dat in het bijzonder de kleine boeren, de keuters, enorm hebben bijgedragen tot de intensivering van sommige teelten. Meestal was hun bezit maar heel klein, maar omdat het hun eigendom was waren zij vrij om te verbouwen wat zij wilden. Daarbij werden methodes toegepast die zij aankonden en waarbij zij, met hun klein boerenverstand, soms interessante ontdekkingen deden.
Het invoeren van de teelt van groenvoer en voederbieten maakten het in de 18de eeuw overbodig een deel van de grond braak te laten liggen. Men kon daardoor de veestapel beter verzorgen en zelfs uitbreiden. Aldus verkreeg men meer mest en was het mogelijk het land intensiever uit te baten zonder de grond te verarmen.

De vernieuwing van de landbouw vond waarschijnlijk haar oorsprong in Vlaanderen. Daar werd reeds in de middeleeuwen het drieslagstelsel vervangen door een negenjarig koppelstelsel, bestaande uit wintergraan, zomergraan en braak ieder gedurende een jaar en daarna zes jaar grasland (bij ons bekend als 'dries'). Men begon ook meer knolgewassen te verbouwen: de biet, die aanvankelijk alleen voor menselijke consumptie was geteeld, werd nu ook als veevoeder aangewend. De aardappel verlichtte het voedselprobleem, zodat men zelfs grond overhield om gewassen te telen bestemd voor de handel zoals vlas, oliezaden, enz... de oudste driessen werden omgevormd tot klaverweiden die, met hun weelderige oogsten, bijdroegen tot een verbetering van de stalvoedering. Mest kwam ook niet meer automatisch op het veld terecht, maar kon worden verzameld en benut waar en wanneer het nodig was. De gewoonte om de grond periodiek braak te laten liggen verdween geheel.

 Met de Grote Franse Revolutie (1789 - 1799) was er een einde gekomen aan de feodale standenstaat. De 'derde stand', bestaande uit burgers en boeren verwierven zelfs politieke macht. De stedelingen wilden de gilden afschaffen om hun bedrijven in vrijheid te kunnen ontplooien. Anderzijds wilden de boeren van alle horige verplichtingen bevrijd worden. Vooral de 'taille' zat de landbouwers dwars, in het bijzonder, omdat de adel en de geestelijkheid van deze belasting waren vrijgesteld.
De schuldenlast van de Franse Staat was gedurende de voorbije jaren enorm toegenomen. Om de schulden te regelen, werden de goederen van de kerk en van vele gevluchte edelen door het nieuwe Bestuur in beslag genomen. Later werden deze belangrijke waarden als 'zwart goed' verkocht, waardoor er een grote versnippering kwam van eigendommen. Sommige rijke lieden verwierven nog wel aanzienlijke domeinen, maar dit was niet te vergelijken met de uitgestrekte gebieden die vroeger in het bezit waren van de grote landheren.
Om orde te scheppen in de lappendeken van de ontstane percelen werd het 'Kadaster' opgericht. Een decreet van 21 maart 1793 voorzag het opmaken van een algemene inventaris van de goederen over het hele gebied van de Republiek. Later volgden nog enkele wetten en onderrichtingen, waarbij duidelijk werd gesteld dat de kadastrale kaarten en -leggers onjuistheden kunnen bevatten en geen bewijskracht hebben. De voornaamste doelstelling van de kadastrale boeking was de vermelde eigenaars aansprakelijk te stellen voor het betalen van de grondbelasting. Niettemin konden de kadastrale aanduidingen door partijen ingeroepen worden als 'eigendomsvermoeden'. Op de oudste landkaarten worden, niet erg gedetailleerd, omliggende dorpen en gehuchten ten opzichte van een stad gesitueerd, zonder rekening te houden met eigendomsgrenzen.
Vroeger waren de eigendommen meestal afgebakend door natuurlijke grenzen zoals wegen en waterlopen. Pas tijdens de 17de eeuw werd een aanvang gemaakt met het opmaken van kaarten waarop perceelgrenzen voorkomen. Voor betrouwbare kaarten, opgemaakt aan de hand van metingen op het terrein, moeten we wachten tot de 18de / 19de eeuw. De kaarten 'Ferraris' (ca. 1775) en 'Bonniver' (ca. 1820) geven reeds een duidelijk beeld van percelen en bewoning. Nog meer betrouwbaar zijn de 'Kadastrale kaarten', opgemeten door 'landmeter 1ste klas Tricou' en de 'Provinciale Atlas der Buurtwegen', opgesteld tijdens de periode 1842 - 1846.

Tijdens de periode die volgde na de Franse Revolutie begonnen enkele grootgrondbezitters met het fokken op grote schaal van voornamelijk schapen. De Franse landbouw- en handelspolitiek had in het bijzonder het voortbrengen van zoveel mogelijk voedingsmiddelen gestimuleerd, zodat de voedselsituatie van de bevolking ten allen prijze verzekerd bleef. Anderzijds was er nu, buiten de graanbouw, tevens aandacht voor andere teelten zoals: boekweit, gerst, haver, aardappelen en de oliehoudende planten: koolzaad, raapzaad en hennep. Vooral de streek rond Hasselt was gekend voor zijn hennepaanplantingen, de zogenaamde 'kennephoven'. Een tijdlang was ook de teelt van chicorei lonend, meestal gebruikt als surrogaat om de dure koffie te vervangen.
Nog in deze tijd deed een andere nieuwe cultuur haar intrede. De teelt van suikerbieten was in het begin erg lonend. Claes, de toenmalige eigenaar van het Herkenrodedomein, verbouwde er een 12-tal ha suikerbieten en startte er zelfs een suikerfabriek. Maar het mooie liedje duurde niet lang. Toen er weer rietsuiker op de markt kwam leden sommige fabrikanten grote verliezen en kwam er aan de suikerbietenteelt weer snel een einde.
Gedurende de eerste helft van de 19de eeuw heeft de landbouw moeten optornen tegen een ongunstige conjunctuur, welke weinig gelegenheid bood tot een gunstige ontwikkeling. Daarbij speelden rampzalige misoogsten en vooral een aardappelziekte een grote rol. Op het platteland ontstond hongersnood, het aantal bedelaars nam toe. Pas veel later verbeterde de toestand en openden zich betere vooruitzichten.

Opmerking over ons privacy beleid
Opmerking over ons privacy beleid

Deze website gebruikt cookies. Als u verdergaat op deze site verklaart u zich hiermee akkoord. Klik om verder te gaan op Aanvaarden