"Loeënde klokken versterke de banjd", zong onze limburgse troebadoer van over de Maas. Niet alleen versterken ze de band tussen de mensen van heden maar ook met de mensen van vroeger jaren. Wat zou zo'n klokje, dat door Jan van Trier in 1551 gegoten werd, veel kunnen vertellen. Spijtig genoeg is het nu bezweken onder de talloze mokerslagen van elke dag.

Door hersmelting zou het zijn waarde verliezen, het kan met zijn barst alleen maar hersteld worden voor licht gebruik en het moet dus de toren daarboven verlaten. Daar wordt nu al een vervangster gegoten, die ook veel zwaarder zal wegen, zo zal deze tred kunnen houden met de andere klokken, die 2000 en 930 kilo wegen. De nieuwe zal er 570 wegen en het bedeklokje moest het doen met 175 kilo. Maar ook dat is al een hele last om met vier mannen te dragen.

Moest nu zo'n klokje ons kunnen vertellen al wat het heeft moeten uitkleppen en verkondigen en wat 't allemaal heeft meegemaakt rond de oude toren, dan zou dat verhaal een hele boekenrek kunnen vullen.
Pastoor Schroyen zaliger vertelt in de kronieken van de parochie dat dit klokje een uur lang heeft meegeluid op 11 november 1918, om de parochie vreugdevol mee te delen dat de wapenstilstand in Compiègne ondertekend was. Dat klokje zou ook kunnen vertellen hoe dikwijls men aan zijn zeel getrokken heeft dat het niet hoefde, maar ook hoe onbarmhartig hard de klokken soms moesten beieren bij grootse aangelegenheden, en hoe gedempt ze mochten meetreuren bij sterfte of verdriet. Heel zeker zou het ook vertellen hoe enkele jaren geleden Jan de koster op een voormiddag, dat hij in de kerk zat opgesloten, zijn toevlucht nam naar hen, en ten einde raad op de een en de andere klok batterde om hulp. Maar klokken worden niet altijd aanhoord? en toen ook niet en de koster bleef opgesloten tot aan de noen. Dit tot groot jolijt van de organist en consoorten en tot spijt van de pastoor die te goeder trouw de deuren gesloten had.

KlokMaar vooral zou het vertellen hoe het zelf eens uit de toren weg moest. Het gebeurde in 1944. De duitsers waren nog steeds op bezoek, de landing was nog niet geschied. Onze zogenaamde beschermers zochten met man en macht naar materiaal om kanonnen en tanks te vervaardigen. Brons hadden ze nodig, veel brons. Zoals in 14-18 moesten dan weer de klokken uit de torens gehaald worden: één mocht er blijven hangen in iedere toren. Mijnheer Pastoor Hanssen zaliger, die een onvervaard en vernuftig man was bedacht zich niet lang, want hij wilde redden wat te redden was. Als we nu eens één klok uit de toren halen, en van krommen haas gebaren dat er maar twee klokken zijn, dan geraken we er maar één kwijt. Hij sprak toen Hannes Luyckx aan, Bert Meynen, Michel Motmans en zijn toenmalige kapelaan, eerwaarde heer Leen. De zaak werd vlug bekokstoofd. Men groef een put in het koertje tussen de pastorie en de parochiezaal, daar zou ze komen liggen, de kleine beeklok, want de andere konden ze niet baas en die zouden door de galmgaten naar buiten moeten. Dat zou te zeer opvallen. Het moest nu allemaal vlug gaan, want iedere dag konden de schooiers afkomen. In de toren werd alles fijn uitgekiend: het klokje kon precies tussen de deuropening van de wenteltrap naar de toren als men de deur en de deurstijlen wegnam. Hannes zorgde voor het gereedschap: koorden, katrollen, bruggen, stokken, hamers, tangen, enz... Een hele wagen vol. Doch niemand mocht merken dat er iets op til was. De wachtposten van de duitsers keken de laatste tijd scherper toen, ze waren al te veel gefopt en iedereen was zeer nieuwsgierig om geheimen te kennen. Door de Broekstraat en vandaar naar het achterpoortje van de vroegere sacristie werd het alaam aangebracht en naar boven gevoerd. Boven werd alles in gereedheid gebracht voor de komende nacht. Nu moest het precies lukken dat Bert Meynen op de klokstoel zat, toen Jan de koster aan het luiden ging, die vermoedde niets van wat daar boven gaande was, maar Bert zat te wiegewaggelen met de klok die haar Angelus zong.
Tegen middernacht waren de samenzweerders op post. Het regende buiten, en heel Kuringen lag te bed. Die nachtelijke stilte, als er geen bombardementsvliegtuigen overkwamen, onder de oorlog, zat altijd vol bedreigingen. Men moest dus danig opletten dat niemand iets zou kunnen horen. De galmgaten stonden altijd klaar om het minste geruis of gerucht door te geven. Alles moest ook in volslagen duisternis gebeuren. Ze moesten er voor zorgen dat ze door de vloeropening die ze hadden aangebracht voor de klok, zelf niet naar beneden zouden donderen, door de hoge schacht van de toren. De minste aanraking aan een klok met een ijzeren of houten voorwerp kon de mensen wakker maken, want klokken zijn gemaakt om te klinken. Het was een moeilijke opgave, want het klein klokje hing boven de andere twee. Toch kwam er los van haar stoel, naar de bovenste vloer, door de opening naar beneden tot op de vloer van de tweede verdieping. Daar was het zo donker dat men echt met een mes door de duisternis kon snijden. Daar stond het uurwerk van de klok te tikken. Toen men daar een kniplampje aanpitste zag men de onrust rustig heen en weer slaan. Zo was het ook met de mannen. Alles verliep zeer kalm, maar er was toch altijd die spanning: zou het allemaal goed verlopen? Toen moest het bronzen heertje opgetild worden en twee verdiepingen ver naar beneden getorst worden. Langzaam en voorzichtig, om geen misstap te doen over de spievormige treden. Toen de St Jansklok uiteindelijk in het portaal van het heiligdom van Ste Gertrudis belandde, baadden de mannen in het zweet. Het onbeweeglijk electrisch oorlogsgodslampje deed hen denken dat ze voor O.L. Heer aan het werk waren. Nu nog de laatste statie van de kruisweg. Zachtjes deden ze nu de twee portaaldeuren open; eerst zien of alles veilig was. De regen zwiepte voort en de stilte werd door niets verstoord. Toen hieven ze de oude schat omhoog, met ieder een stokeinde op de schouder. Over de weg van het kerkhof was het nog dragelijk, maar de last verhoogde stap voor stap. Hannes, die een stuk kleiner was dan zijn makkers, kreeg de indruk dat hij alléén de klok droeg. Ze woog des te zwaarder omdat hij zich moest inhouden om geen krachtwoorden te slaken. Eindelijk zag Mijnheer Pastoor Hanssen van uit de smalle deurkier het spookachtig gevaarte op zich toekomen. "'t Is gelukt", dacht hij, "Deo Gratias!". Hij deed de zware eiken pastoriedeur wagewijd open om zijn goede vrienden binnen te laten met hun zware vracht. Ze was nu wel driemaal zo zwaar als in de toren. "Kom maar binnen, Jantje, hier zijt ge veilig", fluisterde de pastoor. Maar Jan was nooit op de pastorie geweest, en in de duisternis gaf hij, niettegenstaande de zwachtels en windsels om zich heen, een dreun tegen de bovendorpel van de ingangsdeur. Allen hielden ze toen hun adem in, zwegen als vermoord... om te luisteren of er nergens in de ronde een raam openpiepte. Toen de deur dicht ging en het flauwe licht aanging, hadden ze graag gejuicht. Maar Mijnheer Pastoor zorgde dat de afwerking volledig werd. Hij deed de dubbele deur open van het achterhuis naar de gegraven put toe. Vijf of tien minuten later lag de klok in de grond, helemaal gevuld met aarde en overdekt met tegels. Enkele emmers water kwamen er nog bij te pas om alle schijn van verse grondbewerking te verbergen. "Goed aangekomen" was de boodschap. Daarop ontkurkte Mijnheer Pastoor een fles of twee drie Nuits St Georges. Dat hadden de mannen toch wel dubbel en dik verdiend.

Eigenaardig, maar enkele dagen later werd er in Kuringen gefluisterd dat er een klok uit de toren verdwenen was. Jef Engelen, de smid, zou dat gedaan hebben. Maar Jef wist van niets, hij die in de kerk zoveel karweitjes had opgeknapt. Van de anderen had men niet het minste vermoeden... en toch had men lont geroken.

Niet lang daarna waren de haviken daar om de prooi uit de toren. Ze kwamen aan mijnheer pastoor a.u.b. de sleutel vragen om de klokken. Ze kwamen echter aan het verkeerd adres. Nooit zou hij daarvoor de sleutel geven van de toren. Hij had bij de bevestiging in zijn pastoorsambt plechtig beloofd de goederen van de kerk te bewaren en te beheren naar rechtvaardigheid. Dat kon hij niet doen, dat mocht hij niet en dat zou hij nooit doen. Het gevolg was dat Mijnheer Pastoor in hechtenis werd genomen en naar de gevangenis werd geleid te Hasselt.

Het was de eerste keer niet dat hij te doen had met de duitse overheden of hun trawanten. Op zekere dag dat hij er zeker van was, dat men zijn sermonen kwamen bespieden om hem over te dragen, zei hij van op de preekstoel op een zondag: "Degenen die bij iederen dienst komen uithoren wat ik zeg, zullen mij niet verhinderen te zeggen wat ik denk, noch om mijn ambt uit te oefenen". Even daarna moest de pastoor van Kuringen op de Feldcommandatuur verschijnen en aan de heer, die aangesteld was voor culturele aangelegenheden, nadere uitleg komen verschaffen.

  • Gij zijt een politieke pastoor, zo werd hem verweten. De pastoor was de eerste de beste niet. Eventjes kwam er een glimlach over zijn wezen, en hij loste eerst geen woord. Alleen aan zijn kleine oogjes kon men merken dat hij woedend was. Zachtjes zei hij toen: "O zo, en dat is men u komen vertellen, zo, zo".
  • Ja, en ook vele andere dingen...
  • En gij gelooft dat? Wel dat verwondert mij. Dat had ik nooit van u gedacht.
  • Welnu, het moet daarmee gedaan zijn, kreeg hij ten antwoord.


Gedaan! Ocharme, dan kenden ze pastoor Hanssen helemaal niet. Want wat heeft die man dikwijls in de nacht belgische of franse krijgsgevangenen in zijn pastorie opgenomen. Mannen, die verstopt zaten in goederentreinen die uit het oosten van Duitsland kwamen en in Hasselt of in Kuringen hun schuilplaatsen verlieten. Regelmatig kwamen ze bij de pastoor terecht. Eens op een avond waren er zeven en twintig tegelijk in de pastorie. Hij bezorgde ze allen kleren en een reisbiljet. Zijn parochianen vroegen zich af waarom hij voortdurend oude kleren nodig had, en wat hij met het geld deed dat hem zijn bijen opbrachten. De krachtigste toer die hij uitgestoken heeft, vertel ik U een andere keer. We moeten nu terug naar ons onderwerp. De pastoor zat dus in de gevangenis omdat hij de sleutel niet wilde geven van de toren.
Zijn kapelaan die wist dat hij niet zou toegeven, en die ten slotte zag dat tegen overmacht niets aan te vangen is, bracht zelf de sleutel van de toren naar de bezetters. Zo kwam pastoor Hanssen gelukkig weer op vrije voeten.

Het klokje rustte intussen zacht en zoet in moeder aarde, waarin het gegoten was, totdat de bevrijding kwam in september 1944. Toen de duitsers over het kanaal in Kuringen hun laatste plagerijen hadden beëindigd en noodgedwongen aftocht moesten blazen, kondigde Pastoor Hanssen voor volgende zondag een belangrijk nieuws aan met een aangename verrassing. De zondag kwam en om tien uur zat de kerk stampvol. Hij liet de mensen nog vijf minuten wachten, want iedereen moest eerst zeker in de kerk zijn. Toen zette het orgel in. De deuren van het portaal gingen wagewijd open en daar komen de vier klokkenhelden met hun klok beladen de kerk binnen, recht naar het koor toe. Niemand wist wat hij zag. De pastoor wachtte zijn mannen op aan de ingang van het koor, liet hen de klok ophangen, en vertelde in alle eenvoud hoe de oude klok gered was uit de handen van de vijand, en hoe daardoor een tweede klok behouden bleef. Aan de Consecratie werd er geluid met de oude beeklok. U kan wel denken welke indruk dat dit op de Kuringenaren gemaakt heeft.

Weer kort daarna vernam mijnheer pastoor tot zijn grote vreugde dat de echt gestolen klok niet verder geraakt was dan het grondgebied van Nederlands Limburg. Ook die kwam terug naar Kuringen.

Wat gaat er nu met het oude klokje gebeuren? Het zal hersteld worden en dan in de kerk zelf komen hangen om de hoogste feesten van het jaar op te luisteren zoals op die bewuste verrassingsdag. Zo zal dit juweeltje van een klok dan als monumentje prijken in de monumentale kerk van onze parochie.

Heel binnenkort zal de nieuwe klok gewijd worden. Wij menen op zondag 25 augustus. Monseigneur Schreurs had ons toegezegd voor zondag 3 augustus, doch de verlofdagen hebben stokken in de wielen gestoken, de klok kon niet meer klaar komen voor de Parochiale Feesten.

De nieuwe klok krijgt als patrones de H. Gertrudis. Haar meter zal Zuster Henriette Boelen zijn van de Orde van de Zusters van het H. Graf. Zij is de eerste plaatselijke overste van het nieuwe Herckenrode. Wij voelen ons daar erg gelukkig mee. Kuringen Ste Gertrudis hield in vroeger tijden altijd nauwe betrekkingen met Herckenrode. Als peter werd de eer geboden door het Gemeentebestuur aan Meester Alfons Bortels, voorzitter van de Kerkfabriek. Ook dit stemt ons tot vreugde, want Kerkfabriek en Gemeente moeten in een christelijke gemeenschap het met elkaar goed kunnen vinden.

Tot slot geven we U hier het jaarschrift aan dat op de klok zal ingegoten staan, het luidt als een opdracht voor de klok en voor allen die er naar moeten luisteren.

VerkonDig teLkens ChrIstUs' heIlVoLLe booDsChap heeL kUrIngen ronD.

(I = 1; V of U is 5; L = 50; C = 100; D = 500)

Samengeteld tellen de hoofdletters 1974.

Noot uit 2021: volgens ons komt dit uit op 1923 en moet het correcte opschrift het volgende zijn:

VerkonDIg teLkens ChrIstUs' heILVoLLe booDsChap heeL kUrIngen ronD.

Dit komt uit op 1974.

Uit het boekje uitgegeven ter gelegenheid van de Parochiale Feesten 1974

Opmerking over ons privacy beleid
Opmerking over ons privacy beleid

Deze website gebruikt cookies. Als u verdergaat op deze site verklaart u zich hiermee akkoord. Klik om verder te gaan op Aanvaarden