De Abdij van Herkenrode werd in 1182, als eerste vrouwenklooster in de Lage Landen, gesticht. Volgens oude kronieken vestigden de eerste kloosterzusters zich op de plaats waar nu nog steeds het "Aldenhof" staat.
In 1213 schonk de Graaf van Loon de landerijen Herkenrode voor het bouwen van het klooster, dat weldra een faam en een roem over de hele wereld zou verwerven.
Zeer snel werden schenkingen en giften door edellieden aangeboden. De Abdij mocht de tienden heffen van zeer veel parochies, waaronder Kuringen en verkreeg het patronaatschap van vele parochiekerken, waaronder ook deze van Kuringen. 

1 herkenrode tl 1500Aan het hoofd van de Abdij stond een Abdis, die benoemd werd voor haar leven. Deze Abdis mocht dan de verscheiden funkties onder de andere zusters verdelen naar haar goeddunken.

De zusters waren meestal van adellijke afkomst, zodat Herkenrode dikwijls de "adellijke Abdij" werd genoemd.

In de loop van de tijden is Herkenrode dikwijls het schouwtoneel geweest van grootse religieuze gebeurtenissen, waarin het Heilig Sakrament van mirakelen een zeer grote rol heeft gespeeld. Echter was het niet altijd even rooskleurig in de Abdij. in 1491 plunderde Jacques de Croy de Abdij en stak ze nadien in brand. Kort daarop, in 1509, kwam het Garnizoen van Diest de Abdij ongewenst bezoeken.
De moedige zusters bleven niet bij de pakken zitten en bouwden de Abdij, grootser en schoner dan voorheen, tussen 1510 en 1535, opnieuw op. Het was in de nieuwe Abdijkerk dat in 1564, in aanwezigheid van de ganse adel van het Land van Luik, de Bisschopswijding plaats had van de Bisschop van Luik, Geraard van Groesbeeck.
In 1586 waren het de kalvinisten, die een "beeldenstorm" in de Abdij hielden.

Herkenrode bloeide telkens weer schoner terug op. Grote kunstenaars werden telkens verzocht hun medewerking te verlenen bij het verwezenlijken van nieuwe kunstwerken, die hoge personaliteiten, kardinalen, prinsen en graven kwamen bezichtigen.
Maar toen kwam eensklaps de Franse Revolutie. In 1797 werden de zusters uit het klooster verdreven en al hun goederen als nationaal goed verkocht.
Vele gebouwen werden sindsdien gesloopt. De monumentale kerk brandde in 1823 tot de grond af. De kunstwerken en andere goederen van waarde werden over de hele wereld verspreid. Zo werd het monumentale en zeer artistieke hoofdaltaar met beelden van de beroemde beeldhouwers Artus Quilinus en Delcourt overgebracht naar de O.-L.-V.-kerk te Hasselt en de prachtige brandramen naar Engeland.

Raymond Impe

Artikel uit het boekje van de parochiale feesten 1967

Opmerking over ons privacy beleid
Opmerking over ons privacy beleid

Deze website gebruikt cookies. Als u verdergaat op deze site verklaart u zich hiermee akkoord. Klik om verder te gaan op Aanvaarden