kerkDe Sint-GertrudiskerkKuringen behoorde vroeger tot de primitieve parochie Hasselt. Toch moet er reeds zeer vroeg een bedehuis gestaan hebben, dat aan de Karolingse Heilige Abdis Gertrudis werd toegewijd en later tot parochiekerk werd verheven.

De kerk werd gebouwd dicht bij het burcht, buiten het dorp. Natuurlijk is Kuringen niet meer aan zijn eerste kerkgebouw.
De toren in ijzersteen opgetrokken, dateert uit de 14de eeuw of uit het begin van de 15de eeuw. Deze steensoort werd veel gebruikt in de Demervallei en in het westen van onze provincie. Hier hebben we het meest oostelijk gebouw waaraan ijzersteen werd gebruikt. De gothische galmgaten met monelen en molijsting in mergel steken een beetje schril af tegen de bruine pij; evenals de ingang, die zich vroeger in de zuiderzijbeuk bevond. Vroeger hing er ook een beiaard doch niemand weet wanneer hij verdween. Oorspronkelijk was deze toren een vierkante massa met twee waterlijsten zonder steunberen en zonder veel versiering doch met een zeer slanke spits, een niet hoog, doch eenvoudig wachtbaken, geenszins van rustieke schoonheid ontbloot.

In de kerk hebben we twee goed te onderscheiden delen, ten eerste het koor en de kruisbeuk, overblijfsels van de oudere kerk, en ten tweede het midden en de zijbeuken, verbouwingen uit de 18de eeuw.

De vroegere kerk bestond uit koor, kruisbeuk, middenbeuk, ook met zijbeuken en daarbij aanleunend tegen de kruisbeuk, de bisschoppelijke kapel.
Christiaan Munters, vroegere pastoor te Kuringen, vertelt in zijn dagboek: dat ten jare 1535 een kapelaan die naar de nieuwe kerk ging, van zijn paard viel en stierf.
Erard Van de Marck, de grootste van de Luikse prins-bisschoppen (1505-1538) die naar het zeggen van een tijdgenoot van de oude burcht een heerlijk paleis maakte, bouwde aan de kerk tot zijn persoonlijk gebruik, een prachtige kapel, die nu aan haar vroegere bestemming onttrokken is.
Prins-Bisschop Joris van Oostenrijk (+1557) schonk aan de kerk van Kuringen zijn hart. Het zou er in een loden urne bewaard worden.
Alles schijnt er dus op te wijzen dat deze kerk op het einde van de 15de of in het begin van de 16de eeuw gebouwd werd. Ook de bouwtrant stemt met deze datering overeen. Van buiten uit gezien lijkt het koor op dat van Bocholt. In beide kerken bewonderen we het oordeelkundig gebruik van baksteen en mergel, de kapelletjes in de steunberen, het algemeen uitzicht van het koor en de kruisbeuk die hoog en slank tussen zware drummers oprijzen. Tijdens de 18de eeuw (omstreeks 1763) werden de vensters dichtgemetseld om het plaatsen van het hoog pilarenaltaar mogelijk te maken. Dan werd ook de middenbeuk verbouwd en verbreed; het gebouw was versleten en te klein geworden. Dank zij een ruime subsidie van de abdis van Herkenrode, tiendehefster, verrees een nieuwe, brede beuk, met de twee zijbeuken onder één dak verenigd en tussen het bestaande kruiskoor en de toren gedrongen.


Het wapen van de abdis van Herkenrode en het jaartal 1763 prijken nog boven de nu dichtgemetselde ingang. Deze verbouwing gebeurde naar het plan van de Luikse architect B. Digneffe (1726-1786), die ook de kerk van het huidig Groot Seminarie oprichtte.
Andere herstellingen hadden plaats van 1872 tot 1874 en in 1929, het verplaatsen van de ingang is er het tastbare gevolg van.
Bij het binnentreden van de kerk bemerken we onmiddellijk dat door de verbouwing van de 18de eeuw er veel plaats in de breedte werd gewonnen, doch dat de proporties juist daardoor verbroken zijn, al werd het neo-klassieke gedeelte met handigheid aan het gotische aangepast.
Het oude koor en de oude kruisbeuk, die nog een merkwaardig voorbeeld van gothische slankheid vertonen, werden van groots opgevatte altaren en lambrizeringen voorzien. De beuk biedt de gewone ordonnantie van de 18de eeuw, dorische zuilen door rondbogen verbonden en met een rondbogig tongewelf uit licht materiaal overdekt. Het hoofdaltaar met de zijaltaren vormt een aangenaam geheel.

Het beeld van de Heilige Gertrudis, vroeggotich van vorm, dateert van omstreeks 1300. Verder treffen we nog aan: een Kristus op de koude steen (circa 1500) en enkele beelden van latere datum. Het allerprachtigst kruisbeeld (einde 15de eeuw) werd waardig geacht in de St. Jacobskerk van Luik te prijken. Gelukkig kon de verkoop belet en dit uitnemend kunstwerk voor Kuringen behouden blijven.
Samenvattend kunnen we zeggen: Kuringen bezit een interessante dorpskerk, van omstreeks 1500, die tijdens de 18de eeuw door een bekwaam architekt werd vergroot en nog steeds van een oudere toren in bruine ijzersteen is voorzien. Zij werd bij Koninklijk besluit van 24 juni 1949 als monument geklasseerd.

Rijksarchivaris
Dr. M. BUSSELS.

De klokken van Kuringen

KLEINE KLOK - Hoogte 0,50 m; doorsnee (onder) 0,63 m; gewicht 175 kg; gegoten door Jan van Trier in 1551.
MIDDENKLOK - Hoogte 0,90 m; doorsnee (onder) 1,10 m; gewicht 930 kg; gegoten door Simon en J.V. Chevresson in 1763.
GROTE KLOK - Hoogte 1,15 m; doorsnee (onder) 1,35m; gewicht 2000 kg; gegoten door gebroeders Gaillard van Romain-sur-Meuse (Haute-Marne)

Opmerking over ons privacy beleid
Opmerking over ons privacy beleid

Deze website gebruikt cookies. Als u verdergaat op deze site verklaart u zich hiermee akkoord. Klik om verder te gaan op Aanvaarden